Wie een bezoek brengt aan de Koloniën van Weldadigheid in Frederiksoord en Wilhelminaoord zal verrast staan door de karakteristieke huisjes langs strakke lanen en wegen die hier en daar worden afgewisseld met statige, monumentale panden met een duidelijke hiërarchie en voornaamheid. Informatiepanelen geven aan dat we hier te maken hebben met een bijzonder stukje vaderlandse geschiedenis.
Nadat Napoleon ons land begin negentiende eeuw berooid had achtergelaten, leefde vijftig procent van de bevolking in de steden onder de armoedegrens. De mislukte oogsten van 1816 en 1817 maakten de situatie er niet beter op. De sociaal bewogen generaal Johannes van den Bosch kon de situatie niet langer aanzien en begon met de oprichting van de Koloniën van Weldadigheid. Het ideaal was om paupers en landlopers naar het gezonde platteland te halen en hen daar nieuwe maatschappelijke kansen te bieden met opleiding en werk in de landbouw. Ook konden mensen worden ingezet om de woeste gronden in Drenthe te ontginnen. Johannes van den Bosch geloofde niet dat armoede te bestrijden was door louter geld beschikbaar te stellen. Hij was van mening dat men alleen door arbeid en een positieve levensinstelling tot een menswaardig bestaan kon komen. Wel moest huisvesting, zorg en onderwijs gratis beschikbaar zijn, waarmee de Maatschappij van Weldadigheid in feite de voorloper werd van de huidige verzorgingsstaat.
De koloniewoningen
Om de arme gezinnen te huisvesten bouwde de maatschappij met ingezameld geld (soms zeer forse giften) koloniewoningen. Elk gezin dat geplaatst werd kreeg, behalve de bij aankomst verschafte koloniekleding, een woning met drie morgen grond (circa 2,5 hectare) om te bewerken. De kleine huisjes bestonden uit een voorhuis en een gepotdekseld achtergedeelte met plaats voor een deel en stalletjes voor het vee. Naast landarbeid verdienden de vrouwen met spinnen en weven extra geld. Zo konden gezinnen, bestaande uit zes tot acht personen, zichzelf voorzien in het eerste levensonderhoud. De kolonisten werden uitbetaald in speciaal koloniegeld, waarmee ze alleen in de lokale winkels hun boodschappen konden doen. Op deze manier probeerde men drankmisbruik tegen te gaan aangezien sterke drank daar niet te koop was.
Strak in het gelid
Eén van de landbouwkoloniën werd gesticht in het gebied Frederiksoord/Wilhelminaoord, gelegen in Zuidwest-Drenthe. Aan de ligging van de karakteristieke huisjes is de hand van de legerofficier duidelijk herkenbaar; de koloniewoningen zijn gebouwd volgens een strakke regelmaat aan rechte lanen en paden. Zowel het landschap als de bebouwing moest eenvoud en functionaliteit uitstralen. In de eerste helft van de negentiende eeuw verrezen er in het hele gebied ongeveer vierhonderd woningen, waarvan er enkele tientallen zijn overgebleven.
Het ideaal was om paupers naar het gezonde platteland te halen
Facilitaire gebouwen
Tussen de koloniewoningen staan verschillende monumentale panden met elk een eigen functie. Zo zijn er hoeves, scholen, rustoorden, kerken en Huis Westerbeek, het voormalige woonhuis van oprichter generaal Johannes van den Bosch. De hoeves werden gebouwd omdat al snel bleek dat niet iedereen geschikt was om zelfstandig te boeren. Ook bleek het rendabeler om keuterboerderijtjes tot grotere boerderijen samen te voegen zoals de hoeves Koning Willem III in Frederiksoord en de prinses Mariannehoeve in Wilhelminaoord. De lagere school was verplicht en met de financiële ondersteuning van oud-majoor van Swieten werden in 1884 de Tuinbouwschool en in 1888 de Bosbouwschool opgericht. Een andere weldoener voor het gebied was de Amsterdamse filantroop P.W. Janssen. Zijn financiële steun maakte het onder meer mogelijk bejaarde kolonisten te verzorgen in een tweetal rustoorden. De bouw van verschillende kerken was een logisch gevolg van de verplichte kerkgang. Deze werd streng gecontroleerd en kolonisten die een zondag oversloegen, kregen de week daarop minder geld uitgekeerd.
Behoud door ontwikkeling
Hoewel de belangrijkste zorg- en ontwikkelingsfuncties zijn opgeheven, beheert de Maatschappij van Weldadigheid nog steeds de natuur- en cultuurgronden en een deel van de gebouwen. Om het cultuurhistorisch erfgoed te behouden zullen er naast het restaureren van monumentale panden en het herstellen van oorspronkelijke landschapselementen ook andere ontwikkelingen moeten plaatsvinden die de voormalige landbouwkoloniën een nieuwe impuls geven. Het opvallendste initiatief is de bouw van nieuwe koloniewoningen op locaties waar vroeger de karakteristieke huisjes stonden. Dit gebeurt onder de naam ‘Koloniewoning van de toekomst’. Waren de Koloniën van Weldadigheid de koplopers van onze huidige verzorgingsstaat, de nieuwe koloniewoningen zijn koploper op het gebied van duurzaam bouwen. Het project behoort tot een van de twintig Excellente gebieden in Nederland met een voorbeeldfunctie op het gebied van energiezuinig en -neutraal bouwen.
Elk gezin kreeg een woning met drie morgen grond
Op weg naar Werelderfgoed
Inmiddels is het nominatieproces gestart om in 2018 de status van Unesco Werelderfgoed te behalen. Behalve Frederiksoord/Wilhelminaoord zijn er nog de Koloniën Veenhuizen, Ommerschans, Willemsoord en Wortel en Merksplas in België. Een onderzoek naar de uitzonderlijke en universele waarden van de koloniën van Weldadigheid moet aantonen dat we te maken hebben met een cultureel, natuurlijk en immaterieel erfgoed dat onvervangbaar is en uniek in de wereld. Gaat het lukken om in 2018 op de Werelderfgoedlijst te komen, dan zou dit samenvallen met het tweehonderdjarig bestaan van de Maatschappij van Weldadigheid. Een groter eerbetoon aan het gedachtegoed van generaal Johannes van den Bosch is nauwelijks denkbaar!
Tekst | Josée Janssen
Fotografie | Stichting Maatschappij van Weldadigheid
Geplaatst in september/oktober-editie 2013