Glas-in-loodramen, gebogen winkelruiten, geëtste ruiten, glazen bakstenen: wie goed om zich heen kijkt ontdekt overal wel ‘glazen’ erfgoed. Laura Roscam Abbing doet promotieonderzoek naar de Koninklijke Nederlandsche Glasfabriek J.J.B.J. Bouvy. Ze wil meer te weten te komen over het reilen en zeilen van deze fabriek als voorbeeld voor de negentiende-eeuwse vlakglasindustrie.
Vanaf het einde van de negentiende eeuw veranderde er veel in Nederland. Er was sprake van snelle technologische ontwikkelingen op het gebied van produceren, communiceren, transport (te land, ter zee en in de lucht), gezondheid en hygiëne. Mede door de toenemende bevolking vond er een ware bouwexplosie plaats – waarbij ook de vraag naar glas toenam. Dat de aan glas gestelde eisen eveneens een snelle ontwikkeling doormaakten, is goed te zien aan de producten die werden geleverd door de Koninklijke Nederlandsche Glasfabriek J.J.B.J. Bouvy.
Aanzien
De glasfabriek was in 1850 in Dordrecht opgericht door Jacobus Johannes Bernardus Josephus Bouvy (1828–1888) als voortzetting van het in Zwijndrecht gevestigde bedrijf van zijn vader Anthonie Nicolaas Bouvy (1791–1868). Later zouden twee zonen van Jacobus het roer overnemen. In het begin richtte de fabriek zich vooral op blank vensterglas, glas in lood en glazen dakpannen die naar Nederlands-Indië werden vervoerd. Het assortiment werd later uitgebreid, tot de fabriek rond 1910 ongeveer alle soorten vlakglas leverde waaraan in die tijd behoefte was, zoals glas voor broeikassen, tramwagons, lantaarns, schepen, maar ook glas voor de fotografie en meetkundige instrumenten. Het internationaal georiënteerd bedrijf had aanzien en mocht het predicaat ‘koninklijk’ dragen. De firma Bouvy was meer dan uitsluitend een fabriek en telde ook een glasverzekeringsmaatschappij en een glas-in-loodatelier dat ‘In de speijkermandt’ heette.
De firma adverteerde met het motto ‘direct en overal leverbaar’
Goede sier
Eind negentiende eeuw was de fabriek uitgegroeid tot een bedrijf waarmee de Nederlandse staat goede sier kon maken. Een rondleiding door de fabriek werd zelfs standaard opgenomen in (staats)bezoeken van hoge buitenlandse gasten, zoals die van de Sultan van Siak uit Nederlands-Indië.
Gebogen glas voorzag intussen in een echte behoefte. Het werd niet alleen gebruikt voor etalageruiten en andere glazen puien, maar bleek ook erg handig voor onder meer koepels, broeikassen en autoruiten. Het leende zich tevens prima voor technische toepassingen. Zo vermeldde het Rotterdamsch Nieuwsblad van 4 mei 1901: ‘Met veel moeite en groote kosten – er moest o.a. een oven verbouwd worden – zijn door de Koninklijke Nederlandsche Glasfabriek der firma J.J.B.J. Bouvy, te Dordrecht, twee gebogen spiegelruiten gemaakt met een straal van 80 c.M., die samen vormen een vollen cirkel met een omtrek van 500 c.M. ruim. Deze ruiten moeten dienen voor een lichtdruktoestel voor de werf Vulcan, te Stettin, om daarmee dag en nacht, met behulp van electrisch licht, lichtdrukken te nemen. Tot heden was zoo’n stuk niet vervaardigd.’
Direct en overal
Het ging de firma kortom voor de wind. Vanaf 1890 opende Bouvy filialen in Amsterdam (1890), Rotterdam (1900) en Utrecht (1911), en later ook in Den Haag, Nijmegen en Groningen. Deze filialen bestonden uit kantoren met grote opslagmagazijnen. De firma adverteerde namelijk met het motto ‘direct en overal leverbaar’. Veel voorkomende producten werden op voorraad gemaakt, met name vensterglas in alle mogelijke diktes, formaten, structuren en kleuren. Particulieren konden uit productcatalogi glas in lood, geëtst glas of mousselineglas bestellen voor in huis. Het geleverde glas werd in de loop der jaren minder decoratief en steeds functioneler. Zo leverde Bouvy aan het eind van zijn bestaan, in 1926, veel geperforeerd glas voor ventilatie.
Bouvy stond aan de wieg van de huidige vensterglasproductie
Ongenoegen
Ondanks het grote aanzien ondervond Bouvy de nodige concurrentie. In een brief uit 1917 aan de gemeente Dordrecht uitte de firma haar ongenoegen over het feit dat de gemeente zelfs de kleinste orders nog publiekelijk wilde aanbesteden. Zou het niet veel goedkoper zijn om Bouvy daarvoor als vaste leverancier te vragen? Bij grote bouwprojecten, waarvoor in een korte tijd zeer veel glas geleverd moest worden, zoals voor de bouw van het Rijksmuseum, werd de levering vaak verdeeld over verschillende Nederlandse en vaak ook Duitse glasfabrieken. Met als gevolg dat ook dit soort bouwprojecten voor de Dordtse firma geen grote orders opleverden.
Stempel
Zowel de producten die Bouvy door de jaren heen leverde als de geschiedenis van het bedrijf zeggen veel over de ontwikkeling van de Nederlandse industrie vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw. Bouvy was een echt familiebedrijf maar groeide uit tot een groot gemechaniseerd bedrijf dat steeds bezig was met uitbreiden. De fabriek vroeg vergunningen voor steeds zwaardere en meer geavanceerde machines en maakte de stap van kolen naar gas en daarna naar elektriciteit. Bouvy was daarnaast een grote, innovatieve glasfabriek, die aan de wieg stond van de huidige vensterglasproductie in Nederland en die een stevig stempel op ons cultureel erfgoed heeft gedrukt.
Tekst & fotografie | Laura Roscam Abbing
Geplaatst in maart/april-editie 2015