Trotseerloodjes zijn kleine loodflapjes ter voorkoming van lekkages die ontstaan door het vastspijkeren van loden of zinken dakbekleding. Bij dit vastspijkeren wordt eigenlijk opnieuw een gat in het lood gemaakt, waardoor de kans op lekkage, en op den duur houtrot, toeneemt. Om te voorkomen (te ‘trotseren’) dat er regenwater onder het lood komt, wordt de verspijkering weer afgedekt met een loodje. Vandaar de naam trotseerloodje, ook wel dakloodje genoemd.
Een trotseerloodje is ongeveer vier à vijf centimeter breed en zes tot acht centimeter lang. Er staat vrijwel altijd de naam of initialen van de leidekker of loodgieter in, inclusief afbeeldingen van het beroepsgereedschap. Vaak ook staat het jaartal weergegeven waarin het loodwerk is aangebracht. Een trotseerloodje is altijd aan de bovenkant gesoldeerd en mag niet -wat je wel eens ziet– worden dubbelgevouwen. Vastkitten is helemaal uit den boze, aangezien kit geen duurzame oplossing is. Sommige gesoldeerde trotseerloodjes zitten al eeuwen op het dak; lood is een duurzaam materiaal. Exemplaren uit de zeventiende en achttiende eeuw zijn geen uitzondering. Trotseerloodjes zijn erg in trek bij verzamelaars.
Tekst | Huub Mombers
Geplaatst in januari/februari-editie 2008